-
1 given May 10th
-
2 given
adj. gegevengiven1[ givn]1 gegeven ⇒ gekregen, verleend♦voorbeelden:at a given time • op een bepaald ogenblikat any given time • om het even wanneer, op elk momentII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:he is given to boasting • hij pocht graag————————given2〈voorzetsel; voegwoord〉♦voorbeelden:given the present situation • in het licht van de huidige situatie
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский